|
Uit: 'Het circus van avontuur':
Jack sloop het kamp uit. Het was doodstil. Nergens brandde nog een lamp. Het circusvolk was moe en vroeg naar bed gegaan om uitgerust de volgende dag met hun circusprogramma te beginnen.
De hemel was bezaaid met sterren, maar er was geen maan, zodat het niet licht was. Het was echter niet pikdonker en Jack hoefde zijn zaklantaarn niet te gebruiken. De sterren gaven een zwak licht.
Hij begon de heuvel te beklimmen. Hij kwam bij een lage kasteelmuur. Hij scheen met zijn lantaarn en vond een plaats waar hij dacht omhoog te kunnen klimmen langs ruwe en oneffen stenen.
Zijn rubberen schoenen kwamen hem goed van pas. Hij wou maar dat hij ook rubberen handschoenen aan had!
Eindelijk was hij eroverheen. Hij keek voorzichtig om zich heen, durfde zijn lantaarn niet aan te doen. Het leek erop alsof hij op een soort binnenplaats stond. Hij spande zijn ogen tot 't uiterste in. Hij kon de grote omvang van het kasteel makkelijk onderscheiden. Het stond hoog en sterk voor hem. Hij dacht met wanhoop dat hij er nooit in zou komen - en dat hij nooit met de anderen in aanraking zou komen!
|
|
|